De ruimte ademt historie, hout en zweet. De stad buiten voelt ver weg. Het doffe geluid van bokshandschoenen tegen stootkussens klinkt tussen zwaar ademen van inspanning door. Langs de linkerwand hangen vier grote bokszakken. De rechterwand bestaat volledig uit spiegels. Over de houten
vloer loop ik naar de boksring met daarachter drie levensgroot geschilderde boksers uit de vorige eeuw. Door de hoge kleine ramen valt een streep licht via dwarrelende stofjes in de lucht op de boksring. Daar spart Marichelle de Jong met haar trainer Ton Dunk.
In 2012 staat boksen voor vrouwen voor het eerst op het programma van de Olympische Spelen. Marichelle wil erbij zijn, maar ze moet boksen in een hogere gewichtsklasse dan ze gewend is. Om zich te plaatsen voor Londen moet Marichelle afrekenen met haar concurrente Nouchka Fontijn. Twee atleten, één ticket. ‘Als je twijfelt verlies je sowieso’, zegt Marichelle.
In mei beslist de bond dat Nouchka meer medaillekansen heeft en zij mag naar het WK waar ze zich moet kwalificeren